Hieronder vindt u de visie van Focus op God op verschillende Bijbelse onderwerpen. Binnen Focus op God weten we ons als gelovigen van harte aan elkaar verbonden, ook als er over bepaalde onderwerpen verschillend wordt gedacht. We geloven dat de hele Bijbel door God is geïnspireerd (2 Tim. 3:16)

We vinden het belangrijk dat ieder openstaat voor het Woord van God en dat onderzoekt (Hd 17:11). We waken voor theologische discussies die alleen leiden tot verdeeldheid en ons afhouden van de opdracht om door de Heilige Geest het Koninkrijk te verbreiden. Hieronder wordt in grote lijnen beschreven waar we als gemeente voor staan.

Over God

De visie die mensen hebben van God bepaalt uiteindelijk hun hele denken. Geen mens of groep mensen is ooit groter geweest dan zijn besef van God. Alhoewel God niet te ‘vangen’ is in menselijke gedachten, openbaart Gods Woord het volgende over God:

God is Drie-enig

Onze God is één in wezen en tegelijkertijd onderscheiden in Drie Personen: Vader, Zoon en Geest. Christus, De Zoon, aarzelde niet toen Hij over Zichzelf, samen met de Vader en de Heilige Geest in meervoud sprak (“Wij zullen komen en woning bij hem maken”). Jezus zei: de Vader en Ik zijn één. In de Drie-eenheid zijn alle Personen alhoewel niet te scheiden één in Wezen, wel te onderscheiden drie Personen: Allen eeuwig, samen, gelijkwaardig, één van wil, altijd en in alles samenwerkend.

God bestaat in Zichzelf

God is de Ik Ben, Degene die bestaat in Zichzelf (Joh. 5:26). Hij heeft geen begin en geen einde. Al het andere kan alleen bestaan in Hem (Hd 17:28, Coll 1:17). Alhoewel God leven heeft in Zichzelf, wil Hij dit leven met mensen delen die zich aan Hem verbinden. Het eeuwige leven, Gods soort leven, hebben mensen in relatie met Hem (Joh 17:3).

Omdat alles wat God is en wat God heeft, uit Hem komt, heeft Hij van niemand iets nodig (Hd 17:25). God heeft geen noodzakelijke relatie met iets of iemand buiten Zichzelf.

God is eeuwig

Onze God is een eeuwig God (Jes. 40:28, Psalm 90:2). Hij is zonder begin en zonder einde. Hij was er altijd en zal altijd bestaan. Omdat God eeuwig is, bestaat Hij buiten de tijd die door Hem geschapen is. De tijd bestaat in God. God leeft in een eeuwig ‘nu’. Alhoewel de mens in de tijd geschapen werd, legde God (een besef van) de eeuwigheid in het hart van de mens (Pred. 3:11). Net zoals de mens in de tijd geschapen is, is de mens voor de eeuwigheid bestemd. De mens is daarom verantwoordelijk om zowel in de tijd als in de eeuwigheid te leven en de heerlijkheid van de eeuwige God in het hier en nu zichtbaar te weerspiegelen. Jezus Christus heeft de dood tenietgedaan en leven en onsterfelijkheid aan het licht gebracht (2 Tim 1:10).

God is ongelimiteerd

God is oneindig. In al wat Hij is en doet, is Hij ongelimiteerd. Dat God ongelimiteerd is, wil niet zeggen dat Hij tegen Zichzelf in kan gaan. God kan zichzelf niet verloochenen (2 Tim 2:13). En God heeft grenzen gesteld in zijn schepping (Hd 17:26, Gen 3:22). Maar iedere gave van God die we ontvangen en bezitten in relatie met Hem is ongelimiteerd: Zijn oneindige kracht, oneindige liefde, oneindige genade, het eeuwige leven. Te stellen dat iets wat we in God bezitten gelimiteerd is, is stellen dat God gelimiteerd is. Alle dingen zijn echter mogelijk in God (Markus 10:27, Mt 19:26). En alle dingen zijn voor ons mogelijk in Christus Jezus (Fil 4:13, Markus 9:23)

God is onveranderlijk

God verandert niet (Mal 3:6). Hij blijft altijd Dezelfde (Ps 102:28). God kent geen verandering of schaduw van omkeer (Jac 1:17). Daarom kunnen we met volle vrijmoedigheid zeggen dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid (Hebr. 13:8). Doordat God onveranderlijk is, kunnen we vol vertrouwen op Zijn beloften bouwen. Zelfs al zijn ze in de tijd duizenden jaren geleden gedaan, in Hem zijn ze onherroepbaar want Hij is onveranderlijk (Rom 11:29, Psalm 33:11). Dat God Zijn beloften bekrachtigt met een eed, betekent niet dat het in de eerste plaats door een eed is, dat Hij zijn beloften vervuld. Hij bewees de onveranderlijkheid van Zijn raadsbesluit aan mensen door een verbond te sluiten. Maar de onveranderlijkheid van Zijn raadsbesluiten komt voort uit de onveranderlijkheid van zijn Wezen (Hebr. 6:16-18).

God is alwetend en alleenwijs

Als de Bijbel leert dat Gods gedachten hoger zijn dan onze gedachten (Jes 55:9), betekent dit niet dat God slechts slimmer of wijzer is dan mensen. Zijn inzicht is niet te meten (Psalm 147:5). Hij weet alle dingen (1 Joh 3:20). Hij kent het getal van de sterren en geeft hen allen een naam (Ps 147:4). Al onze haren zijn geteld (Mt 10:30). Voordat wij iets spreken, weet Hij wat we zullen zeggen (Ps 139:4). Alle dingen liggen open en ontbloot voor Hem (Hebr 4:13). Hij kent de geheimen van ieders hart (Ps 44:22, 1 Kronieken 28:9, 1 Kon 8:39, Hd 1:24). Zoals God de Enige is die alles weet, is Hij de Enige die werkelijk wijs is. Hij is de alleenwijze God (Jud 1:25). Alhoewel de mens bepaalde dingen kan weten door het bestuderen van de schepping, wordt werkelijke wijsheid niet verkregen door de redenaties van mensen maar door de openbaring van God (1 Cor 2:7). Van Hem is de wijsheid en de kracht (Dan. 2:20).

God is almachtig

God is almachtig (Op 11:17). God is onbeperkt in kunnen. Wat God wil, dat doet Hij (Dan 4:35, Jes 14:27). Niets is voor Hem onmogelijk (Markus 10:27) of te moeilijk (Job 42:2, Jer 32:27). Niets of niemand kan hem tegenhouden (Jes 14:27, 43:13). Het feit dat God regeert en altijd overwint, vloeit voort uit zijn almacht. Te zeggen dat Hij niet regeert of niet overwint is zeggen dat Hij niet almachtig is. Degene die op Hem vertrouwt staat op Zijn overwinnende almacht (Joh 16:33).

God is transcendent of bovennatuurlijk

God is hoog verheven boven de schepping. De hoogverhevenheid van God wijst niet op een fysieke afstand tussen Hem en de schepping. Het betekent dat God niet gebonden is aan de fysieke wereld. God is de Hoge en Verhevene die de eeuwigheid bewoont (Jes 57:15). De hoogste hemelen en de aarde kunnen Hem niet bevatten (2 Kron 2:6, 1 Kon 8:27, Hd 7:49). Hij omsluit de aarde (Jes 40:22, Ps 97:9). Hij vult de hemelen en de aarde (Jer 23:24). God is niet te vangen in tijd of plaats en toch vervult Hij deze beiden. Alle dingen bestaan in Hem. In Hem leven wij en bewegen wij (Hd 17:28).

God is alomtegenwoordig

God is overal (Ps 139:7-10). God is dus altijd dichtbij (Ps 139:5). God is een God van dichtbij en niet van veraf (Jer 23:23-24, Hd 17:27). Hij ondersteunt hen die vallen (Ps 145:14,94:18) en richt de neergedrukten op (Ps 146:8). God, Die altijd dichtbij is, is onze Helper (Ps 54:6).

God is trouw

God is de trouwe God (Deu 7:9, Ps 36:6). Zijn trouw kent verschillende toepassingen: Zelfs als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw (Rom 3:3, 2 Tim 2:13). Aan Zijn trouw en liefde voor ons komt geen einde (Ps 119:90, Kl 3:22-23). In Zijn trouw is bescherming (2 Thess. 3:3, 1 Cor 10:13, Ps 91:4). God is betrouwbaar en liegt niet (Num 23:19). God is trouw aan Zijn Woord en zal volbrengen wat Hij belooft (1 Thess 5:24, Joz 23:14, Joz 21:45). Al Zijn beloften zijn al ‘ja’ in Hem (2 Cor 1:20-22).

God is goed

Gods goedheid gaat niet in de eerste plaats over zijn heiligheid of rechtvaardigheid maar over zijn vriendelijkheid, welwillendheid, hartelijkheid en goedgunstigheid naar mensen. De mens mag weten dat de goedgunstigheid van God zijn leven lang duurt (Psalm 30:6). God is een God van ontferming (Ps 116:5). Hij is vol geduld (Joel 2:13, Ps 86:15). Hij is vriendelijk (goedertieren=vriendelijk, mild, barmhartig: Ps 36:8). Hij is verdraagzaam (1 Cor 13:7). Hij is vol vergeving (Dan 9:9). Hij is liefdevol (1 Joh 4:7). Gelovigen worden opgeroepen om zich te bekleden met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld, verdraagzaamheid, vergevingsgezindheid, liefde (Col 3:12): Eigenschappen die de goedheid van God weerspiegelen.

God is rechtvaardig

De gerechtigheid en rechtvaardigheid van God liggen in elkaars verlengde. De gerechtigheid van God wordt niet alleen geopenbaard in Zijn morele goedheid maar dat Hij het kwade haat. God heeft een afkeer van onrecht (Jes 61:8). Hij zal nooit goddeloos handelen of het recht verdraaien (Job 34:12). God is een rechtvaardig God. Hij behartigt de rechtszaak van de ellendige en het recht van de onderdrukten (Ps 140:13). Waar God recht spreekt, doet Hij Zijn goedheid niet tekort en ontfermt Hij zich over mensen (Jes 30:18).

God is genadig en barmhartig:

God is rijk aan barmhartigheid (Ef 2:4). Hij is barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid (Ps 103:8). Wie is een God als Hij, Die de ongerechtigheid vergeeft, aan de overtreding voorbijgaat, Die niet vasthoudt aan Zijn toorn maar vreugde vindt in goedertierenheid, die al onze zonden werpt in de diepten van de zee (Micha 7:18-19).

God is liefde

Liefde is een wezenlijke eigenschap van God (1 Joh 4:8). De liefde van God is zelfopofferend. Gods liefde wordt getoond in het geven van Zijn Zoon (Joh 3:16). De liefde van God is onvoorwaardelijk: Christus stierf voor ons toen wij nog vijanden waren (Rom 5:8). Omdat liefde een wezenlijke eigenschap is van God, is Hij gebonden aan Zijn liefde (Jes 49:15-16, Jes 54:10).

God is heilig

Gods heiligheid wordt vaak tegenover de zondigheid van mensen geplaatst. Door Gods heiligheid kan Hij de zonde niet verdragen (Jes 59:2). De heiligheid van God heeft ook die betekenis van Zijn alles overstijgende volmaaktheid. Het moreel volmaakte en zuivere is geen bedenksel van God (dan zou Hij er immers boven staan) maar God zelf is alles overstijgend in volmaaktheid (Exodus 15:11, 1 Samuel 2:2). Al wat God doet en maakt geeft uitdrukking aan zijn volmaaktheid in heiligheid. Daarom ligt de diepste bestemming van de mens in de aanbidding van God en het voor ogen stellen van Zijn volmaakte eigenschappen (Openbaring 4:8). De ziel van de mens komt alleen tot rust wanneer zij zich richt op God. Zelfs mensen, die zonder God proberen te leven, kunnen er niet aan ontsnappen dat, in datgene wat zij verheerlijken, een honger zichtbaar is naar de alles overstijgende volmaaktheid van God. Daarom verlangt de schepping naar het openbaar worden van de zonen van God (Rom 8:19) en zullen alle volken komen en God aanbidden (Psalm 86:8-10). Mensen worden daarom ook opgeroepen heilig te leven (1 Pet 1:16).

De heiligheid van God gaat echter niet in de eerste plaats om Zijn morele volmaaktheid. Daar waar mensen opgeroepen worden om heilig te zijn, zoals God heilig is (1 Petr 1:16) is dit in de betekenis van apart gezet zijn van de wereld en toegewijd aan God. Tegelijkertijd is God heilig in alles wat Hem apart zet van wat God niet is. Zijn heiligheid is wat Hij is als God wat niemand ander is of zal zijn. De heiligheid van God is dat wat God apart zet van mensen (Hos 11:9). God alleen is heilig (Openb 15:4). God is uniek in Zijn heiligheid (1 Sam 2:2, Jes 40:25). In de hemel wordt daarom de heiligheid van God bezongen (Jes 6:3, Openb 4:8). Gods heiligheid is ontzagwekkend en zo intens dat het daar door een drievoudig ‘heilig’ wordt beschreven. Gods heiligheid roept eerbied, ontzag en verwondering op. “De Heer is in Zijn heilige tempel, laat de hele aarde stil zijn voor Hem” (Hab 2:20).

God is soeverein

God is soeverein in dat Hij absoluut vrij, alwetend en almachtig is (Ps 135:6, 115:3). Al wat Hij wil, is gebaseerd op een volkomen kennis en inzicht en een absolute macht en vrijheid om Zijn wil te volbrengen (Ef 1:11, Job 42:2). Er gebeurt daardoor niets buiten Gods wil om. Dat wil niet zeggen dat de mens daardoor niet vrij is om morele keuzes te maken. God heeft gewild dat de mens vrije keuzes zou maken tussen goed en kwaad. Als de mens het kwade kiest, betekent dit niet dat God het kwade wil maar gewild heeft dat de mens vrij is om te kiezen, ook als dat de keuze voor het kwade inhoudt. De boodschap van het evangelie proclameert het goede nieuws van verlossing en gaat gepaard met een bevel aan alle mensen zich te bekeren (Hd 17:30) en roept mensen op om zich over te geven aan God.

Over de mens

De Bijbel leert dat God de mens maakte naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis (Gen 1:26). God gaf de mens de autoriteit om over de aarde te regeren (Ps 8:6-7). De mens rebelleerde echter tegen God door God ongehoorzaam te zijn en satan te gehoorzamen (Rom 6:16). Hij gaf daarmee de heerschappij over aan satan (Luk 4:6, Joh 12:31). Toen de mens in zonde viel, had dit ook gevolgen voor alles wat onder het gezag van de mens geplaatst was. Door Adam kwam de zonde in de wereld en door de zonde de dood en de dood over de hele schepping (Rom 5:12). Het enorme effect dat de zonde van Adam had op de hele schepping, is daarmee een zichtbaar bewijs van de heerschappij die God aan Adam gegeven had. De gevallen mens werd door de zonde verdorven doordat de hele schepping, die aan de dood onderworpen was, een schepping was in rebellie (Rom 3:9-11,18), een schepping die God niet kon verdragen (Joh 3:20-21) en alleen werken van het licht in God kon doen (:21). De Bijbel leert dat alles wat niet uit geloof is, zonde is (Rom 14:23). Zelfs de uiterlijk goede dingen die gevallen mensen doen, voldoen niet aan de norm van de heerlijkheid van God (Rom 3:23). In de gevallen mens, dat is in zijn vlees woont niets goeds (Rom 7:18). De gevallen mens was in zichzelf niet in staat om zich aan God te onderwerpen (Rom 8:7) of God te behagen (:8). De gevallen mens werd daardoor een voorwerp van toorn (Ef 2:3) en verdiende een eeuwige straf (2 Thess 1:6-9). De mens was totaal afhankelijk van God voor redding en kon zichzelf niet meer redden (Joh 6:44). Toch bleef het oorspronkelijke plan van God dat de mens in relatie met Hem en namens Hem zou regeren op de aarde ondanks de zondeval onveranderd. Kort na de zondeval beloofde God al dat er eens een Mens zou zijn die satan zou verslaan (Gen 3:15). Door het offer en werk van Jezus kunnen mensen weer in relatie met God hersteld worden en met Hem regeren.

Over het reddingswerk van Christus Jezus

God werd mens in Christus Jezus, Die volledig God en volledig mens is (1 Tim 2:5, Rom 5:15). Hij werd de in Gen 3:15 beloofde Mensenzoon (Mt 9:6) en legde Zijn mens-zijn ook na de opstanding niet af (Hd 7:56, Openb 1:13). In het verlossende werk van Christus:

  1. …worden de gevolgen van de zondeval hersteld voor zowel ziel als lichaam (Jes 53:4,5) als de hele schepping (Jes 65:17). De nieuwe mens staat niet meer onder het oordeel (Rom 8:1-2, Joh 3:18). De mens gaat over uit de dood in het leven (Joh 5:24).
  2. …wordt de vijand overwonnen en onderworpen (1 Cor 15:25, 1 Joh 3:8) De zonde heerst niet meer over hem (Rom 6:14). De nieuwe mens is waarlijk vrij (Joh 8:36, Gal 5:1). De nieuwe mens komt uit de slavernij in dienst van de gerechtigheid (Rom 6:18).
  3. …is alles gerealiseerd om het Koninkrijk van de hemel te vestigen op aarde. De heerschappij van de mens wordt hersteld die nu samen met Christus en in Christus regeert (Ef 1:20-23, Ef 2:6). Uiteindelijk wil God alles onder één Hoofd, dat is Christus, samenbrengen (Ef 1:10).
  4. …wordt de relatie met God hersteld. In de hele Bijbel is zichtbaar hoe God relatie met mensen zoekt, met hen spreekt en met hen wandelt.

Over de gemeente

De Gemeente is het Lichaam van Christus, Die haar Hoofd is (Ef 1:22-23). De Gemeente bestaat uit allen die Jezus hebben aangenomen en door de Heilige Geest deel zijn geworden van de Gemeente (1 Cor 12:13). De Gemeente is echter meer dan een verzameling van gelovigen. De Gemeente is het gezagsorgaan waardoor de Hemelse Heer Zijn autoriteit oefent op aarde (Mt 18:18-20). De Gemeente is de Bruid van Christus (Joh 3:29, Openb 21:9, 2 Cor 11:2), Die haar Bruidegom is (Mark 2:19). In het beeld van de Bruid zien we de Gemeente die door Hemzelf gekozen is (Ef 1:4) en die namens de Bruidegom spreekt (Openb. 18:23). Deze bruid zal meer en meer stralen, zal zijn zonder enige tekortkoming. Gelovigen worden opgeroepen zich heilig en onbesmet van de wereld te bewaren (Ef. 5:27). Voor zo’n bruid komt Jezus terug (2 Co. 11:2). De Gemeente is het huis van God (1 Tim 3:15), de zuil en het fundament van de waarheid, een woonplaats van God en de Heilige Geest (Ef 2:21-22). Gelovigen zijn deel van het huisgezin van God, de gemeenschap van heiligen. Van gelovigen wordt verwacht dat zij daar ook in hun leven praktisch uitdrukking aan geven door in praktische verbondenheid hun leven met andere gelovigen te delen (1 Joh 1:7) en zich onderwerpen aan het lokale leiderschap (Hebr 13:17).

De toekomst

Jezus is in de hemel tot de tijd waarop alle dingen hersteld worden (Hd 3:19-21). Gelovigen worden opgeroepen uit te zien naar de komst van de Zoon uit de hemel (1 Thess. 1:9-10, Openb. 22:20-21). In tegenstelling tot Zijn eerste komst, zal Hij de tweede keer met kracht en heerlijkheid komen (2 Petr 1:16, Tit 2:12-14). Wanneer Jezus terugkomt op de wolken zal dat voor ieder mens zichtbaar zijn, zelfs voor hen die Hem doorstoken hebben (Openb 1:7-8). Ieder zal erkennen dat Jezus Heer is (Fil 2:10, Rom 14:11) en Hij zal alle heerschappij, macht en kracht tenietdoen (1 Cor 15:24).

De Heer is niet traag om te komen maar wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis van de waarheid komen (2 Petr 3:8-10). Zo worden ook gelovigen opgeroepen om geduldig te zijn zoals een boer die een volle oogst binnen wil halen (Jac 5:7-9). Gelovigen wachten dus niet lijdzaam af maar hebben de opdracht om een volle oogst binnen te halen en alle volken tot discipelen van Jezus te maken (Mat 28:19).

De mensen die geloven, zullen voor eeuwig bij Hem wonen (Joh 14:1-3, 1 Thess 4:17). Zij die Jezus afwijzen, wacht echter een eeuwig oordeel (Mt. 25:46, 2 Thess 1:8-9): dat is een eeuwig gescheiden zijn van God (2 Thess 1:9).

De volledigheid van Gods reddingsplan

Het verlossingswerk van Jezus Christus reikt verder dan de vergeving van zonden. In het Oude Testament hebben Hebreeuwse woorden ‘yasha’ en ‘yeshuwah” die voor verlossing (zie bijv. Jes 35:4) worden gebruikt al een bredere betekenis: vrijmaken, in de ruimte brengen, verdedigen, bevrijden, wreken, helpen, bewaren, in veiligheid brengen, redden, overwinnen, te hulp schieten, voorspoed brengen, gezondheid en welvaart. Jozef kreeg de opdracht van God om de zoon die uit Maria geboren zou worden de naam ‘Jezus’ te geven (Mt 1:21). De Hebreeuwse naam Yeshua (Jezus) is afgeleid van deze woorden. Als Petrus en Johannes zich voor de Joodse Raad moeten verantwoorden over een genezing die plaatsvond, beroept Petrus zich op de naam van Jezus (Hd 4:11-12). In het Hebreeuws is de woordspeling duidelijk:  “Deze Jezus (Yeshua) is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is. En de zaligheid (yeshuah) is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam (wijzend op Yeshua) onder de mensen gegeven waardoor wij zalig (yasha) moeten worden”. En omdat zij de man die genezen (!) was (:14), bij hen zagen staan, konden zij er niets tegen inbrengen.

Het Griekse woord dat in het Nieuwe Testament voor redding wordt gebruikt (sozo) betekent in lijn met de Hebreeuwse woorden voor redding: redden, bevrijden, beschermen, genezen, bewaren, heel maken, welzijn.

Het verlossingswerk van Jezus opent de deur voor vergeving, redding, bevrijding, herstel, genezing, voorziening en welzijn voor geest, ziel en lichaam. Het doel van Gods werk in ons is dat we in al de betekenissen van het woord ‘sozo’ volledig en volmaakt gered zijn.

In plaats van een gefragmenteerd leven waarin onze geest, emoties, gedachten, relaties en lichaam losse onderdelen zijn, geloven we dat God ons bedoeld heeft als complete, gezonde, overwinnende, welvarende en groeiende mensen in elk aspect van ons mens-zijn en dat Jezus daarvoor in alles voorzien heeft.

De doop in water

De Bijbel leert een doop door onderdompeling in water voor gelovigen als een onlosmakelijk onderdeel van bekering en wedergeboorte. We geloven daarom dat elke gelovige in gehoorzaamheid aan de opdracht van Jezus (Mt 28:19v) meteen bij of kort na zijn bekering gedoopt dient te worden en een discipel (volgeling, leerling) van Jezus dient te worden. Het dopen van mensen is niet voorgehouden aan voorgangers of oudsten. De doop kan om praktische redenen plaatsvinden in een samenkomst maar is niet voorgehouden aan een samenkomst. De doop kan overal en op elk moment plaatsvinden waar water is (Hd 8:36) en toegepast worden door een gedoopte discipel van Jezus.

De doop in de Heilige Geest

Bij de wedergeboorte ontvangt iedere gelovige de Heilige Geest. Het gevolg daarvan is leven. Jezus blies direct na zijn opstanding op de discipelen en zei: “ontvang de Heilige Geest” (Joh 20:22). Tegelijkertijd belooft Jezus dat er kracht op de discipelen zou komen om te getuigen wanneer de Heilige Geest op hen zou komen (Hd.  1:8). Deze zogeheten doop in de Heilige Geest is verbonden met de gezagspositie die Jezus heeft ingenomen (Hd.  2:33). Het gevolg daarvan is kracht. De verkondiging van het evangelie is daarom niet slechts een uitleg van het goede nieuws maar een proclamatie en demonstratie van een gekomen koninkrijk waarin Jezus regeert en de machten van de duisternis overwonnen zijn.

Aanbidding

De mens heeft als schepsel van God als eerste doel God te verheerlijken (1 Petr 4:11, 1 Cor 10:31). God verheerlijken in ons leven houdt in dat we Hem waarderen door Hem als hoogste in onze gedachten te hebben en als hoogstverheven te achten (Ps, 92:9, 97:9). God verheerlijken houdt ook in dat we God aanbidden door Hem de eer te geven die Zijn Naam toekomt en Hem groot te maken in de heerlijkheid van Zijn heiligdom (Ps 29:2). God verheerlijken houdt verder in dat we Hem liefhebben met heel ons hart, heel ons verstand en inzet van al onze kracht (Deut 6:5). God verheerlijken betekent ook dat we ons met heel ons leven aan Hem toewijden en ons leven in Zijn dienst plaatsen.

We geven uitdrukking aan onze aanbidding door alles wat we doen, te doen voor de Heer (Col 3:23). Op een bijzondere wijze geven we uitdrukking aan onze aanbidding door Hem samen groot te maken wanneer we samenkomen.

Net zoals we nooit ophouden om onder leiding van de Heilige Geest nieuwe dingen van God te ontdekken, sluiten we in onze liederen ook aan bij datgene waar de Heilige Geest in onze tijd de gemeente in leidt.

Gebed

Alhoewel we door gebed situaties kunnen beïnvloeden en in de geestelijke wereld zaken kunnen bewerkstelligen is dat toch niet het hoogste doel van ons gebed. Gebed is het vanzelfsprekende deel van het leven van elke gelovige die door een relatie met God Zijn wil en doel leert ontdekken en begrijpen en zijn/haar leven in lijn brengt met Gods bestemming. Onze relatie met God staat in alles centraal. Het gebed is daarom de ademhaling van de gelovige.

Jezus leefde in een geest van gebed en leerde ons om zo te bidden. Door gebed vond Hij moed om satan te overwinnen in de woestijn. Vanuit Zijn intieme relatie met de Vader genas Hij de zieken, wierp Hij demonen uit en oefende Hij autoriteit uit op aarde. Vanuit dezelfde relatie kon Hij in wijsheid en scherpte van geest de wetgeleerden weerleggen en de subtiele schijnheiligheid van de Farizeeën aan de kaak stellen. Door gebed koos Hij de twaalf apostelen uit en wist Hij wie Hem zou verraden.

Hij leerde de discipelen om door gebed de weg te banen voor het koninkrijk der hemelen, waardoor Gods wil gedaan wordt op aarde zoals in de hemel. Hij leerde hen in volharding te bidden totdat gebed omgezet werd in een krachtige verhoring.

Levensheiliging

Zonder levensheiliging zal niemand de Heer zien (Hebr 12:14). We geloven in een toegewijd leven aan God waarin we ons onthouden van zondige gewoonten en een puur en zuiver leven leiden. Zoals we niet van de wereld zijn, zijn we toch in de wereld. We trekken ons niet terug uit de wereld. Integendeel: we geloven dat de wereld reikhalzend verlangen wacht op het openbaar worden van de zonen van God (Rom 8:19). Door levensheiliging neemt onze impact in de wereld juist toe. We zijn immers geroepen om het licht van de wereld en het zout van de aarde te zijn. 

Huwelijk

God noemt drie zaken, die Hij bij de instelling van het huwelijk, in de door Hem gegeven volgorde, van belang vindt. Een huwelijk komt tot stand doordat één man en één vrouw achtereenvolgens hun ouders verlaten, elkaar aanhangen en tot één vlees worden (Genesis 2:24). Dit zijn de wezenlijke kenmerken van het huwelijk. ‘Verlaten’ omvat het los komen uit de gezagsstructuur en de directe bescherming van het gezin van oorsprong en het opgenomen worden in een nieuwe gezinseenheid. ‘Aanhangen’ omvat het sluiten van een onverbrekelijk verbond van trouw. ‘Eén vlees zijn’ omvat het vormen van een intieme eenheid op alle gebieden van het leven, met inbegrip van seksualiteit. Om van een huwelijk te kunnen spreken, dient aan deze drie aspecten uitdrukking gegeven te worden. Het zich toe-eigenen van slechts één onderdeel, is geen huwelijk en voldoet niet om het beeld van God te weerspiegelen. Net zoals er pas sprake kan zijn van een huwelijksverbond nadat man en vrouw hun ouders hebben verlaten, kan er ook pas sprake zijn van seksualiteit (tot één vlees worden) na de totstandkoming van een huwelijksverbond.

De grote opdracht

Jezus gaf ons de opdracht om alle volken tot Zijn discipelen te maken. Het evangelie is het evangelie van het koninkrijk. Het koninkrijk is het bereik van Gods actieve wil: daar waar Gods wil wordt gedaan. Het koninkrijk wordt in de Bijbel gekenmerkt doordat: 1. God actief betrokken is in het koninkrijk. Hij werkt mee en bevestigt het geproclameerde woord door wonderen en tekenen (Mk 16:20); 2. God dichtbij is. Het is een koninkrijk van de hemelen: dat zijn de geestelijke gewesten om ons heen. De Heilige Geest leidt ons in elke situatie. 3. God voorziet in allerlei opzichten: lichamelijk, materieel, relationeel, veiligheid. Binnen het leven in het koninkrijk ervaren we de hemel op aarde. Het koninkrijk is onder en in ons (Luk 17:20-21), het bestaat uit gerechtigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest (Rom 14:17) en bestaat niet alleen in woorden maar in een demonstratie van kracht (1 Cor 4:20).

Het koninkrijk is een reëel koninkrijk. Jezus is werkelijk Koning en er is werkelijk sprake van een regering van Jezus vanuit de hemel naar de aarde. Er is werkelijk sprake van een aan de Gemeente gegeven autoriteit om het koninkrijk op aarde te vestigen.

Wanneer de Bijbel spreekt over het koninkrijk, gaat het over zowel een huidig koninkrijk als een toekomstig koninkrijk. Toch is het hetzelfde koninkrijk dat nu gedeeltelijk gestalte krijgt en wanneer Jezus terugkomt volledig. Alle dingen heeft God aan Jezus’ voeten onderworpen (1 Cor 15:27, Ef 1:22). Jezus is Koning totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd (1 Cor 15:25, Hd 2:34, Heb 1:13, Heb 10:12). De vijand die door Jezus’ dood en opstanding werd overwonnen moet dus ook worden onderworpen waarbij het koninkrijk wordt gevestigd. Wanneer daadwerkelijk alle vijanden zijn onderworpen is sprake van een volledige vestiging van het koninkrijk.

Jezus gaf ons de opdracht om het koninkrijk op heel de aarde te vestigen (Mt 28:18-20). Er is een onlosmakelijke samenwerking tussen het Hoofd in de hemel en de leden op aarde. We lezen in de Bijbel hoe de apostelen deze opdracht serieus namen. In Jezus’ Naam oefenden zij autoriteit uit over de duisternis (Rom 1:20). Als gemeente nemen we de grote opdracht uiterst serieus. We geloven in een wereldwijde beweging van de Heilige Geest om de reeds overwonnen vijand in individuele mensenlevens, streken, landen en de hele wereld te onderwerpen en daarbij Gods koninkrijk te vestigen.

Visie op de toekomst

Onder christenen zijn verschillende visies op de toekomst. Zelfs na de opstanding toen Jezus de discipelen onderwees over het koninkrijk (Hd 1:3) bleven er voor de discipelen in elk geval een aantal onbeantwoorde vragen over. Zo vroegen zij aan de Heer of Hij in die tijd het koninkrijk voor Israël zou herstellen (Hd 1:6). De Heer Jezus geeft hen dan een ander perspectief: “het is niet aan jullie om de tijden en gelegenheden te weten .. maar.. jullie zullen Mijn getuigen zijn”. Ook binnen onze gemeente beperken we ons graag tot deze opdracht van Jezus en strekken ons uit naar mensen om ons heen.

Binnen de gemeente is ruimte voor verschillende visies op de toekomst, binnen de volgende kaders: 1. we verwachten de komst van de Heer; 2. we leven vanuit de opdracht om Zijn getuigen te zijn en het koninkrijk op aarde te vestigen (Het getuigenis van Jezus is immers de geest van de profetie. Openb. 19:10) en 3. we hebben een overwinnaarsmentaliteit in overeenstemming met het plan van God om alles in de hemel en op aarde onder een Hoofd, dat is Christus, samen te brengen (Ef 1:10).

Gemeente en gemeenschap zijn

De gemeente is meer dan de samenkomsten. De gemeente bestaat uit gelovigen die zich aan God en aan elkaar geven (2 Cor. 8:5). Die elkaar in liefde dienen (Gal 5:13). Die zichzelf beschouwen als deel van het huisgezin van God (1 Tim 3:15). Opnieuw geboren worden is daardoor niet alleen een individuele aangelegenheid maar betekent ook het geboren worden in de familie van God. God Zelf is de Initiator, de Onderhouder en tegelijkertijd de meest heerlijke centrale Persoon in de gemeenschap van gelovigen. Deze gemeenschap van gelovigen ontleent haar groei aan Christus die elk lid persoonlijk leidt om zijn/haar plaats in te nemen ten dienste van de gemeenschap terwijl Hij zijn kracht in ieder lid openbaart waardoor zowel de gemeenschap als elk lid groeit in volwassenheid. Alhoewel er een persoonlijke verantwoordelijkheid is voor elke gelovige om te groeien, vindt deze groei plaats in verbinding met de gemeenschap van gelovigen, onder het leiderschap van de lokale gemeente en in relatie met de vijfvoudige bediening die God aan de wereldwijde gemeente heeft gegeven.

De gemeenschap wordt gekenmerkt door mensen die de ander uitnemender achten dan zichzelf (Fil 2:3), elkaar dienen (Gal 5:13), elkaar aanmoedigen 1 Thess 5:11), elkaar opbeuren (1 Thess 5:14), elkaar liefhebben (1 Thess 4:9), elkaar corrigeren (1 Thess 5:14), voor elkaar opkomen (Hd 20:35), gastvrij zijn (1 Petr 4:9), geduld te hebben met elkaar (1 Thess 5:14) en elkaar aansporen (Hebr 10:25) om te groeien in geloof (Ef 4:15, Col 1:10, Col 2:19, 2 Petr 3:18). Met andere woorden delen we ons leven met elkaar.

Ieder lid van de gemeenschap onderhoudt een persoonlijke relatie met God en strekt zich uit naar de openbaring van de Heilige Geest die hem/haar actief leidt, begeleidt en Wiens kracht in ieder openbaar wordt. We dienen (!) elkaar met de genadegave die ieder ontvangen heeft (1 Petr. 4:10) die we goed rentmeester onderhouden. Als we spreken, laten het woorden zijn van God; als we dienen, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, zodat in alles God verheerlijkt wordt door Jezus Christus, die alle heerlijkheid en kracht toekomt (1 Petr. 4:11).

De gemeente is naar buiten gericht. Door de gemeente krijgt de uitwerking van Gods plan op aarde daadwerkelijk ‘handen en voeten’. Gods Geest kan komen op die plaatsen waar de gelovigen naar toe gaan (Ef 6:15). Gods Geest kan doen waar gelovigen iets doen (Rom 6:13).  Gods Geest kan spreken waar de gelovigen spreken (1 Petr. 4:11).

De oudsten, die leiding geven aan de lokale gemeente, worden niet democratisch gekozen maar erkend wanneer in hun leven de kenmerken van een oudste zichtbaar zijn (Tit 1:5-9, 1 Tim 3) en aangesteld (Tit 1:5). De gemeente erkent de plaats die God aan apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars heeft gegeven in de Gemeente van God in onze generatie (1 Petr. 4:11) om de gelovigen toe te rusten en het lichaam op te bouwen. De verbinding met degenen die landelijk en/of internationaal brede erkenning hebben vanwege hun functioneren in de vijfvoudige bediening, loopt binnen de gemeente via de voorgangers die als eindverantwoordelijken over de gemeente deel zijn van het oudstenteam.